Hr. Ms.”Evertsen”
F803     1961/1962
Veteranen Hr.Ms. Evertsen / 1961-1962 
Pubs
Afscheid van Nieuw-Guinea
                               Uit het Jaarboek voor de Koninklijke Marine, Jaargang 1962. (vervolg) Dat Indonesië van plan was hiermee verder, te gaan, bleek overduidelijk uit de infiltraties in de nacht van 18 op 19 maart op de eilanden Waigeo en Gag. Op deze eilanden landde namelijk een volledig bewapende compagnie. Deze compagnie behoorde tot hetzelfde onderdeel als de geredden van de Matjan Tutul. Zodra deze infiltraties bekend waren geworden, werden op 22 maart mariniers en later ook politie en een eenheid van het Papoea-vrijwilligers-korps tegen de infiltranten ingezet. Deze inzet had tot gevolg, dat op 22 april beide eilanden van infiltranten waren gezuiverd. Tijdens deze zuiveringsactie viel op 25 maart een Indonesisch vliegtuig het bij het eiland Gag liggende landingsvaartuig nr. L 9534 aan. Door deze aanval werd het vaartuig licht beschadigd en werden drie van de bemanningsleden licht gewond. Op 24 maart ontdekte een Neptune-vliegtuig een Indonesische schoener, die nabij Fak Fak de kust trachtte te benaderen Daar deze schoener ondanks herhaalde waarschuwingen toch naar de kust bleef koersen, werd zij door het vliegtuig in brand geschoten. Bij Aidoena aan de Jera-rivier gingen op 27 maart 30 infiltranten aan land. Acties van mariniers en politie leidden er toe, dat deze infiltranten op 20 april geheel onschadelijk waren gemaakt. Wegens de duidelijk gebleken Indonesische dreiging nam de Nederlandse regering nu maatregelen om de veiligheid in Nieuw-Guinea te kunnen handhaven. Op 28 maart begon zij daarom versterkingen te zenden voor de strijdkrachten in dit gebied. Deze versterkingen werden per vliegtuig en per schip uit Nederland en de Nederlandse Antillen gezonden. Op 18 augustus 1962 bevonden zich in Nieuw-Guinea: Hr. Ms. Friesland, Hr.Ms. Groningen, Hr.Ms. Limburg, Hr.Ms. Overijssel, Hr.Ms. Evertsen, Hr.Ms. Kortenaer, Hr.Ms. Luymes, Hr.Ms. Snellius, Hr.Ms. Pelikaan, Hr.Ms. Dolfijn, Hr.Ms. Zeeleeuw, 3 dregboten, 3 LT's, 7 LCPR's, 6 LCA's, 2 sleepboten, 84 zodiac-rubberboten, diverse motorsloepen en de hulpschepen Duivendrecht, Bussum en Alte Marum met in totaal 2956 man vlootpersoneel. Op Biak was het sqadron 321 gestationeerd met 326 man van de Marineluchtvaartdienst. Verder waren er 1425 mariniers. De totale sterkte van de Koninklijke marine bedroeg 4707 man, die van de Koninklijke landmacht 4096 man en die van de Koninklijke luchtmacht 720 man. De totale sterkte der Nederlandse strijdkrachten was 9523 man. Ook op ander terrein viel de Indonesische agressie waar te nemen, zoals te Hollandia bleek, toen aldaar de politie op 7 april een ondergrondse organisatie oprolde, die zich voornamelijk had bezig gehouden met wapen diefstallen. Nabij Fak Fak hield op 19 april Hr. Ms. Evertsen een prauw met 5 infiltranten aan. Op 10 april werden wederom snelle vaartuigen noordwest van Fak Fak waargenomen. Zij werden door het optreden van Hr.Ms. Evertsen en Hr.Ms. Utrecht verdreven. Daarna zette Indonesië een nieuw strijdmiddel in n.l. de parachutisten. Van 26 april tot 24 juli werden parachutisten afgeworpen boven de Vogelkop, het Oninschiereiland en de omgeving van Kaimana en van Merauke. Naar schatting werden 1195 parachutisten afgeworpen. Tegen deze parachutisten werd met kracht opgetreden. Onafgebroken achtervolgde mariniers, soldaten, politie en leden van het Papoea-vrijwilligerskorps deze invallers. De parachutisten splitsten zich echter op in kleine groepen en vermeden zo veel mogelijk elke gevechtsaanraking. Dank zij de krachtdadige hulp van de bevolking, die optrad als gidsen en boodschappers, meldde waar de parachutisten en andere infiltranten zich ophielden en in sommige gevallen zelfs zelf tegen hen optrad, mocht het de troepen te land, tevens dank zij de krachtdadige steun van Hr.Ms. schepen en vliegtuigen, gelukken om tot 18 augustus 1962 ruim 366 van deze parachutisten uit te schakelen. Bovendien patrouilleerden Hr. Ms. schepen en vliegtuigen dag en nacht onverdroten langs en boven de kust van Nieuw-Guinea. Hierbij werden diverse successen geboekt zoals de aanhouding van een prauw met 20 infiltranten bewesten Fak Fak op 14 mei door Hr. Ms. Utrecht, het onder vuur nemen en daardoor verdrijven van Indonesische vliegtuigen nabij Kaimana op 15 mei door Hr. Ms. Limburg, het neerschieten van een Dakota-vliegtuig op 17 mei door een Neptune-vliegtuig, het gevecht op 17 mei van een Neptune-vliegtuig, met een Mitchell-bommenwerper, het beschieten door een Neptune-vliegtuig op 21 mei van parachutisten nabij Teminaboean De aanval op 31 juli van een Neptune-vliegtuig op een onderzeeboot nabij het eiland Noemfoor, de steun van Hr. Ms. Evertsen aan de acties van de mariniers op het Oninschiereiland, steun van Hr.Ms. Luymes aan de acties van de mariniers op 10 augustus op het eiland Misool en het afslaan van een landingspoging op het eiland Misool op 11 augustus door Hr.Ms. Friesland en een Neptune-vliegtuig. Na het voorlopige akkoord tussen Nederland en Indonesië werden op 18 augustus 1962 alle gevechtshandelingen gestaakt Op 1 oktober 1962 volgde de soevereiniteitsoverdracht aan de Verenigde Naties. Met ingang van 1 oktober vertrokken de vlooteenheden en vliegtuigen naar Nederland. Personeel en bruikbaar materieel van de Koninklijke marine, de Koninklijke landmacht en de Koninklijke luchtmacht werden met schepen en vliegtuigen naar Nederland teruggebracht. De verliezen aan personeel, die de Koninklijke marine in het jaar 1962 leed, waren, gezien de gevechtshandelingen en de omstandigheden, gelukkig gering. Doch elk verlies is smartelijk, moge deze smart iets worden verzacht door de wetenschap, dat zij vielen in de uitoefening van hun plicht voor Koningin en Vaderland>>> Uit het Jaarboek voor de Koninklijke Marine, Jaargang 1962.>