Hr. Ms.”Evertsen”
F803     1961/1962
Zeeincident
Veteranen Hr.Ms. Evertsen / 1961-1962 
Zeeïncident 15 januari 1962
aanhangmotoren ingescheept en vijf rubber- bootbestuurders van de landmacht. Na twee dagen meerde de flottielje af langs-zij van het fregat Pattimura. dat bij de zuid-oostkust van Madoera voor anker lag. Men nam brandstof over en de Singa, die onderweg schade had opgelopen, werd gerepareerd. De volgende dag ging de reis voort naar een baai aan de noordkust van Flores. waar het bergingsvaartuig Rakata voor anker lag. Ook hier werd weer brandstof overgenomen en op 14 januari vertrok men naar de Aroe-eilanden. Op dit laatste traject kreeg de Singa weer problemen en moest terugkeren. De overige drie MTB's amveerden op 15 januari in de vroege ochtend bij Udjir (Aroe-eilanden) en meerden af langszij van het daar ten anker liggend moederschip Multatuli. Dit schip had 150 Indonesische militairen aan boord, die op 10 januari met twee Hercules vliegtuigen vanaf Djakarta naar de Kei-eilanden waren over_gevlogen. De MTB's maakten zich gereed voor de infiltratie. Uit de Multaluli werd weer brandstof geladen en elke MTB nam 30 militairen aan boord die tot op dat moment in het duister hadden getast omtrent hun opdracht. Nu werd hen verteld dat zij in de buurt van Kaimana aan land zouden worden gezet om die plaats te bezetten en de rood-witte vlag te hijsen. De plaatsvervangend chef marinestaf van de ALRI (commandeur J. Sudarso) scheepte zich in op de Matjan Tutul. De kolonel Mursid, operatieofficier van de generale staf van de ALRI stapte aan boord van de Matjan Kumbang. Kapitein ter zee Sudomo bleef aan boord van de Hanmau. Omstreeks 18.00 uur gooiden de drie MTB's los en onder het roepen van 'Irian Merdeka' van de aangetreden matrozen en soldaten lieten zij de Multatuli achter zich. Er werd een kiellinie geformeerd en koers gezet naar de kust van Irian Barat. Inmiddels had de CMVK Biak opdracht gekregen om vanaf 17 januari een Neptune een verkenningsslag in de richting van het eiland Gebe te laten uitvoeren om de Indonesische LST in de gaten te houden. De Evertsen moest zich in de Radja Ampat op houden om daar op meldingen van het vliegtuig het spel met de LST mee te spelen. Op l3 januari ontdekte de Neptune 'Biak-6' de Teluk Menado zeven mijl oostelijk van het eiland Joe. De Evertsen stoomde in die richting op en kreeg ten 14.30 uur de LST in zicht. Er werden met de seinlamp wat seinen gewisseld. 'What ship' knipperde de Indonesische seinlamp. waarop de Evertsen antwoordde:'Netherlands destroyer'. Als antwoord kwam: 'Dank u'. wat op de brug van de Evertsen hilariteit ontlokte. De twee schepen bleven tot aan de avond elkaars bewegingen volgen. waarna de LST zich in de richting van de Gebe verwijderde. De CTU was nu van mening dat het spel lang genoeg had geduurd. Het doel ervan was bereikt: de Indonesiërs zouden nu denken dat de Nederlandse aandacht op het zeegebied tussen Gag en Gebe gericht was. De. Evertsen kreeg opdracht zich bij de Utrecht en de Kortenaer te voegen. die langs de zuidkust patrouilleerden. Op de achtermiddag van 15 januari maakten de drie schepen van TU 228.2.1. rendez-vous 30 mij1 oostelijk van de Vlakke Hoek. De Utrecht was al lang op zee geweest en had nog maar weinig brandstof. maar de Kortenaer was net in Sorong geweest en zat nog tot de nok toe vol met olie. In een stille baai kwam de Kortenaer langszij van de Utrecht en in vijf uur tijd werd 200 ton olie overgepompt. Na deze operatie vetrokken de schepen naar hun uitgangsposities voor een nachtelijke afsluitingspatrouille tussen de kampong Kokonao en de oostpunt van het eiland Adi. Neptune'Biak-4' (comandant ltzv 1 H. Moekardanoe) was vanaf 16.00 uur in de lucht met opdracht het zeegebied tussen Kokonao, Adi en Aroe- en Kei-eilanden te verkennen. Men wist dat bij de Aroe-eilanden de tender Multatuli en enige motortorpedo- boten opereerden. De Multaruli was uitgerust met LCVP's om troepen aan wal te zetten en de motortorpedoboten vormden met hun 21inch torpedo's een stevige dreiging voor de schepen van TU 2228.2.1.                                                                                          ‘Vervolg
Op 9 januari waren' uit Tandjong Priok vier motortorpedoboten vertrokken: de Matjan Tutul, Matjan Kumbang, Harimau en Singa. Met 20-mijls vaart was koers gezet naar Madoera. De commandant van de Matjan Tutul (ltz Wiratno) was flottieljecommandant. De operatie-officier van het hoofdkwartier van de ALRI (kapitein ter zee Sudomo) voer mee op de Harimau. Aan boord van iedere MTB waren vijf rubberboten met
Visie Koninklijke Marine 2